Roel, masterclass 1

‘Ik had heel veel zin om naar de middelbare te gaan, want voor mij was groep 8 een beetje saai. Als alles heel makkelijk gaat, is het niet leuk meer. M’n motivatie is dan heel laag. Ik kreeg wel vaak extra taakjes en als ik eerder klaar was, mocht ik anderen helpen. 

Als je het goed doet op ‘t Eckart, kun je een draaideurproject doen. Je kunt dan iets uitkiezen en daar drie maanden aan werken. Met een vriend ben ik bezig aan een project over paradoxen. Dat zijn een soort van zinnen waarbij je eerst denkt dat het niet kan, maar als je er dieper op ingaat, blijkt het tóch te kunnen. Bijvoorbeeld: ‘Er is één kapper, die alle mannen scheert die niet zichzelf scheren.’ En dan is de vraag: scheert de kapper zichzelf? Het leuke van paradoxen is dat je er heel lang over doet om te ontdekken hoe het zit. 

Soms moet je fouten maken om weer verder te kunnen. Als je dat niet doet, blijf je vastzitten. Ik had een toets van wiskunde en die was echt heel lastig. Daar had ik een onvoldoende voor. Sindsdien neem ik bij iedere toets alles door en heb ik alleen nog maar zevens en achten gehaald. Het was niet voor het eerst dat ik moest leren, want voor werkwoordspelling moest ik op de basisschool ook m’n best doen. Maar ik was het nog niet gewend.

Mijn klas is een grappige klas. Als we eenmaal ergens binnen zijn, is het niet altijd even stil. Op een leuke manier. Buiten de les zijn we meestal verdeeld in jongens en meisjes, maar ín de les is iedereen bevriend met elkaar.’