Wie kom je nog meer tegen?
Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is john-van-der-kant-8.jpg

John van der Kant, docent Nederlands

‘Toen ik voor het eerst op het Eckart kwam, dacht ik: wat groot! Ik kwam van een school met 500 leerlingen. Dat verschil is heel interessant. Alleen al het feit dat je hier meerdere gebouwen hebt. De brugklashal vind ik super; hartstikke fijn om hier te zitten. Er hangt een bijzonder prettige, knusse sfeer. Onder collega’s, maar ook onder de brugklassers. Zij zitten hier écht met elkaar en in de pauze is het een gezellige speeltuin.

Ik geef Nederlands aan b1z, de masterclass. Superleuk. Het zijn leerlingen met een bijzondere kijk op leren. Ze hebben vaak een heel krachtige ‘motor’ die net iets anders werkt. Dan is het prettig om met klasgenoten te zijn die dat ook hebben. Ik wil mét hen ontdekken en leren, dus ik ben niet de docent die de informatie komt brengen. Het komt vaak voor dat mijn lessen totaal anders verlopen dan ik had gepland. Een leerling tipte mij bijvoorbeeld het boek ‘De poppenspeler’ en dat vond ik zó te gek dat ik het voor de hele klas heb besteld.  

Vroeger was ik zelf echt een stuiterbal op school: klom uit het raam of bouwde een feestje. Daardoor snap ik heel goed dat leerlingen soms weinig hebben met het ‘schoolse’ leren. En dat het enorm belangrijk is om te investeren in de relatie die je als docent met hen hebt. Ik wil graag leven in de brouwerij brengen en de leerlingen laten zien hoe mooi taal is. Taal is echt een gereedschap dat je verder kan brengen in het leven.  

Wat ik hoop dat leerlingen zeggen over mij? Ik wil graag dat ze de les Nederlands van Van der Kant een feestje vinden. Dat zou het allermooiste zijn.’ 


Alex Beks, toezichthouder en terreinknecht

‘Ik ben als schoonmaker begonnen hier op school en toen kwam er een vacature voor toezichthouder. Dat leek me wel iets voor mij. Dus ik solliciteerde en binnen een paar dagen kon ik al m’n handtekening zetten. Ik doe van alles. Prullenbakken legen, schoffelen, fietsen aan de ketting leggen als ze verkeerd staan. Want als je fiets buiten de stalling staat, ben je de pineut. Dan moet je tot kwart over vier wachten tot ik ‘m loshaal. Ik rijd ook op m’n tractorke rond en onderhoud de sportvelden. En ik kan de hele dag gaan en staan waar ik wil. Ik ben de koning te rijk hier op school. Ook al sta ik soms met m’n hand in de wc-pot als die verstopt is. 

Met alle leerlingen heb ik wel iets. Eigenlijk heb ik geen voorkeuren. Af en toe maak ik een dolletje met die kinderen, en de kans is groot dat ze jou dan ook een keer voor de gek houden. Dat hoort erbij. En als ik zie dat een leerling chagrijnig is of kortaf, dan maak ik een praatje. Je ziet wel of iemand niet lekker in z’n vel zit. Zelf ben ik nooit chagrijnig. Ik groet de hele dag iedereen en ik blijf altijd rustig. Gewoon de vriendelijke aanpak. Dat heb ik nog meer sinds ik vader ben; ik ben wel softer dan toen ik elf jaar geleden hier begon. 

Het is een mooi groepje collega’s hier. Echt een gezellig team. Ik voel me ook altijd gesteund: als er iets is, dan kan ik zo bij iedereen binnenlopen. Laatst zei een conciërge dat-ie me had gemist toen ik er een dagje niet was.  

Toen het zoveel gesneeuwd had, was het schoolplein op een gegeven moment sneeuwvrij en ben ik aan de parkeerplaats in de wijk begonnen. Er kwam een vrouw naar me toe om te bedanken. Ze gaf me een pot pindakaas voor de vogeltjes. Echt mooi.’ 


Lisanne Bronts en Teun Helsper, docenten lichamelijke opvoeding

 ‘Het emotioneert me gewoon enorm!’ Lachend haalt Lisanne een vuiltje uit haar oog als Teun vertelt over hun ambities: ‘Als leerlingen bij ons binnenkomen, zien ze meteen alle gymdocenten. Ze zien dat wij het gezellig hebben met elkaar en dat we het sámen doen. Bij gym willen we graag de leergroei van kinderen zien. Hoe komt een leerling binnen en waar staat-ie na een reeks van vijf lessen? Dan is het niet zo interessant wat een leerling daadwerkelijk kán, maar kijk je dus echt naar de groei. We laten ze ook veel van elkaar leren. Zo houd je het uitdagend voor iedereen én krijgen kinderen het vertrouwen. 

Toen ik op het Eckart kwam, was ik zo blij dat ik op één plek kon werken. Van tevoren had ik allemaal kleine baantjes. En als je dan ook nog in een warm nest terechtkomt, is dat helemaal geweldig. Bijna iedereen is zó toegankelijk.’  

Lisanne is het daar helemaal mee eens: ‘Als je als docent ergens moeite mee hebt, word je daar niet om veroordeeld. Je mag gewoon een keer een fout maken of even niet zo goed weten wat je met een bepaalde situatie aan moet. Dat geldt trouwens ook voor het contact tussen leerlingen en docenten. Er is altijd de mogelijkheid om een gesprek te voeren; het is niet zo dat ze hier continu tegen de regeltjes aanlopen. Ik vind ook dat leerlingen me bijna altijd prettig benaderen. Maar héél af en toe denk ik: dit was even niet zo fijn. 

Afgelopen schooljaar zijn we in havo 4 begonnen met BSM: bewegen, sport en maatschappij. Dat hebben wij met z’n tweeën opgezet. Er ontbrak echt iets in de keuzevakken voor de bovenbouw. Sport spreekt gewoon heel veel kinderen aan en BSM biedt wat ze bij andere vakken niet kunnen vinden. We gaan samen sporten, maar je leert ook organiseren en voor een groep staan. Daarnaast krijg je theorielessen over bijvoorbeeld bewegen en blessures. Zelfs als je niks wilt gaan doen met sport, heb je daar iets aan. Laatst hadden we een theorieles EHBO, dat was echt genieten. Leerlingen waren zo serieus en betrokken. Ze zorgden echt voor elkaar. Wel jammer dat dit nieuwe vak ons nakijkwerk oplevert, haha. Dat zijn we niet gewend.’ 


Marie-José Thijssen, docent v&m

‘Ken je de film Brammetje Baas? Da’s mijn visie op onderwijs. Brammetje gaat heel onbevangen naar school: hij wil álles weten en álles leren. In de film wordt dat de kop in gedrukt door meester Vis. Ons onderwijssysteem doet dat soms ook. We willen steeds meer grip en meetbaarheid, maar daarmee doen we leerlingen tekort. Ik sta voor een wat losser onderwijs waarin veel ruimte is voor nieuwsgierigheid, net als bij meester Mark in de film. Hij is de vervanger die ervoor zorgt dat Brammetje helemaal tot z’n recht komt.  

Aan het begin van het schooljaar vraag ik altijd: Wie vindt het leuk om iets creatiefs te doen; iets te frotten? Dan gaan er héél veel vingers de lucht in. Maar als we eenmaal bezig zijn, vinden ze het vaak niet goed genoeg. Ze kunnen niet trots zijn op wat ze hebben gemaakt. Leerlingen zeggen: ik kan dat niet, of: het is niet mooi. Terwijl mooi helemaal niet belangrijk is! Je wilt uitproberen wat je allemaal kunt om tot een beeld te komen. En met dat beeld wil je iets zéggen.  

Het is belangrijk dat we met onze tijd meegaan. Met textiel werken is geen kantklossen meer. V&M is behoorlijk digitaal, maar we geven leerlingen de ruimte om op alle mogelijke manieren te verbeelden. Om in vrijheid te kunnen prutsen en ontdekken. En te kunnen mislukken. Het is soms net alsof dingen niet meer mogen mislukken, terwijl dat juist zo belangrijk is. 

Ik vind het zo leuk als leerlingen in een tussenuur bij een andere klas komen zitten om lekker te werken. Dan schuift er iemand uit havo 5 aan bij een brugklas en zijn alle brugklassers onder de indruk. Of na school, dat gebeurt ook vaak. In mijn lokaal heb ik een tostiapparaat en een waterkoker. Dan drinken we thee en komen er boterhammen uit de tas om tosti’s van te maken. Het is een werkplek, maar er is ook totale ontspanning.’