Wie kom je nog meer tegen?
Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is milou8_kleinRES.jpg

Milou van Nunen, docent lo

‘Ik kan er ontzettend van genieten als we even hélemaal los kunnen. Een pretles, noem ik dat. Bijvoorbeeld bij het James Bondspel: lekker muziekje op en knallen op dat parcours! Dan zie ik die zweetkoppies en die rode wangen. Even een uurtje ontspannen op een zware schooldag. 

Maar lo gaat óók echt over hulpverlenen en samenwerken. Met mijn vwo 2 heb ik acrogym gedaan, waarbij de leerlingen een menselijke piramide moeten maken. De eerste les is dat best wel spannend: je gaat met je blote voeten op klasgenoten staan. Dan moet je echt wel over een drempel heen. Maar als ik dan zie wat ze na drie lessen bouwen en hoe ze met elkaar omgaan! Degene die het het spannendst vond, maakte uiteindelijk het topje van de toren. 

Het állerbelangrijkst vind ik dat een leerling zich op z’n gemak voelt; dat-ie met een gerust hart naar lo komt. Als ik merk dat dat niet zo is, ga ik in gesprek. Hoe komt het dat gym voor jou zo spannend is? Wat kunnen we eraan doen om het beter te maken? Als het bij een specifiek onderdeel is, kan ik een andere taak geven. Dan ga je bijvoorbeeld niet ringzwaaien, maar help je mij met het verstellen van de ringen. Het is gewoon niet nodig om met een knoop in je maag te komen.

Dit is pas mijn eerste schooljaar op het Eckart. In het begin voelde ik me écht een brugklasser. Voor m’n gevoel liep ik overal achteraan, terwijl ik juist iemand ben die d’r zaakjes graag goed geregeld heeft. Bij de eerste rondleiding dacht ik zelfs: deze school is echt heel groot, ik ga hier nooit de weg vinden! Lokaal T21? Waar moet ik naartoe? En dan loop je dus drie keer verkeerd, maar de vierde keer vind je het meteen. Nu is dat hele nieuwe er gelukkig af; dat geeft rust. Ik verheug me op het volgende schooljaar.’ 


Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is danny1_kleinRES.jpg

Danny Muis, docent biologie en o&o

‘Tijdens mijn sollicitatiegesprek werd me gevraagd of ik een witte of een groene bioloog ben. Weet je wat dat is? De groene houdt van de plantjes en de boompjes en de witte vooral van het menselijk lichaam. Ik ben een witte! Biologie is supervet. Als je goed kijkt naar je eigen lichaam, dan zie je dat het zó gigantisch complex is. Het verteringsstelsel, de uitwisseling van stoffen, je DNA. Hoe kan alles precies op elkaar afgestemd zijn? En hoe kan je uit twee celletjes gegroeid zijn?

Er zijn mensen die ‘vakgekkies’ zijn en die daarnaast docent worden; anderen willen docent worden en kiezen daar vervolgens een vak bij. Ik hoor dus echt bij die laatste categorie. Natuurlijk vind ik biologie een topvak en hoe meer ik erover weet, hoe leuker ik het vind. Maar ik ben docent geworden om met die pubers om te gaan. 

Ik weet van mezelf dat ik nog lang niet alles perfect doe. Toch ben ik eigenlijk niet onzeker. Geen idee hoe dat komt. Kritiek vat ik ook niet op als een belediging. Vorige week legde ik wat uit over bloedgroepen in mavo 4. Ik zag gewoon aan die gezichten dat ze er niks van begrepen. Dus ik zei: ‘Jullie snappen er volgens mij geen bal van. Hoe komt dat? Zeg maar gewoon eerlijk als ik iets verkeerd doe.’ En toen zeiden ze inderdaad dat ik veel te veel van de hak op de tak ging. Ze hadden gelijk. Afgelopen dinsdag had ik diezelfde les weer, want ja, je kan niet dóór als ze er nog niks van begrepen hebben. Toen heb ik mezelf echt toegesproken: rustig aan. Ik merkte meteen dat alles binnenkwam, ze snapten het écht beter.

Er zullen vast leerlingen zijn die niet zoveel met me hebben. Die denken: doe es even rustig, joh! Een andere mavo-mentor is bijvoorbeeld héél rustig; hij is iemand die altijd supergoed luistert. Met hem heeft een ander type kind een klik dan met mij. Leerlingen hebben niet allemaal dezelfde behoeftes, daarom is het heel belangrijk dat je een divers team hebt.’


Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is annemarie_kleinRES.jpg

Anne-Marie Elissen, docent levensbeschouwing en ondersteuningscoördinator

‘Soms denk ik: de ouders die nu hun kinderen komen aanmelden, kunnen al bijna bij mij in de klas hebben gezeten! Ik hoor inmiddels echt wel bij de ouderen. Dat vind ik niet lastig, hoor. Eigenlijk is het zelfs heel prettig. De school is gewoon heel vertrouwd geworden, meer een soort tweede thuis.

Ik vind het wel belangrijk om de zaak af en toe eens goed op te schudden. Dan zie ik hoe het beter kan en dan ben ik ambitieus. Het is fijn dat die mogelijkheid er is op deze school: als je een goed plan hebt, mag je het vaak uitvoeren. Ik had bijvoorbeeld het idee om de zorg op school anders te organiseren. Eerst was er maar één iemand die alles coördineerde; dat doen we nu met z’n drieën. 

Wat het ondersteuningsteam vooral doet, is de juiste hulp inschakelen, zowel binnen als buiten school. Vaak kunnen we op school een kleine aanpassing doen om het voor de leerling alvast wat beter te maken. Dat kan een pasje zijn voor extra tijd bij toetsen of een wekelijks gesprekje met een leerlingbegeleider. Als je een beetje flexibel bent, kun je zoiets snel regelen. De zorg buiten school duurt vaak al zó lang! 

Toen mijn zoons naar ‘t Eckart kwamen, ben ik echt wel met andere ogen gaan kijken. Mijn kinderen waren niet van die modelleerlingen, haha. Sindsdien ben ik me er veel meer van bewust dat het belangrijk is om dingen op het bord te zetten, vooral voor brugklassers. En als ze wat opschrijven, moet je het regelmatig even controleren. Bij m’n eigen zoons stond er vaak niks in hun agenda. Ik heb trouwens ook wel geleerd dat je het soms gewoon in de soep moet laten lopen, zodat kinderen zélf in de gaten krijgen dat ze aan de gang moeten. Je hoeft echt niet meteen met allerlei hulptroepen aan te komen zetten bij een laag punt.’


Adil Kojil, docent Engels

‘Dat het Eckart een open en vrolijke sfeer heeft, merkte ik meteen. Ik was gewend: ik moet je eerst even kennen en daarná laat ik zien wie ik ben. Op het Eckart was het: kom maar! Het gevoel dat je gewoon terecht kunt bij een collega, ongeacht wie het is. 

Vorig schooljaar heb ik m’n eerstegraads opleiding afgerond, maar ik mocht al eerder in de bovenbouw lesgeven. Dat de school me dat vertrouwen gaf, vond ik bijzonder. Je voert in de hogere klassen echt gesprekken op niveau. Leerlingen verbazen me vaak. Ze weten meer dan je denkt en kunnen al zó veel in het Engels. Het liefst zou ik de hele dag met klassen praten over wat er in de wereld speelt. Het leven is anders dan op social media; dat wil ik laten zien. Laatst ging het bijvoorbeeld over kansenongelijkheid. Een leerling schreef daar een heel mooi gedicht over. Dan denk ik: ik zie je altijd wel in de klas zitten, maar door deze tekst zie ik je pas écht. 

Ook in de onderbouw probeer ik zo veel mogelijk Engels te praten met de leerlingen. Als je ze een beetje grappig aanspreekt, durven ze sneller terug te praten. Het Engels op TikTok en in games is natuurlijk net wat anders dan in het lesboek. Het gaat me erom dat ze de taal gebruiken, dat ze het gevoel hebben: het hoeft niet meteen perfect. 

Ik heb vijf jaar in Spanje gewoond; op m’n dertiende kwam ik terug. Precies op het moment dat je op zoek gaat naar wie je bent en wat je wilt. In Spanje was ik de buitenstaander, maar hier was ik dat ook. Als ik terugkijk ben ik er wel trots op dat ik toch altijd m’n eigen koers heb gevaren. Ik droeg bijvoorbeeld wijde broeken met zweetbandjes en was veel bezig met kapsels. Er was ook een fase met stropdasjes, toen was ik altijd overdressed. Ik was altijd degene die er anders wilde uitzien dan de rest. Het is leuk om datzelfde te zien bij sommigen van mijn leerlingen. Mooi als je op die leeftijd al echt je eigen keuzes maakt.’ 


Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is john-van-der-kant-8.jpg

John van der Kant, docent Nederlands

‘Toen ik voor het eerst op het Eckart kwam, dacht ik: wat groot! Ik kwam van een school met 500 leerlingen. Dat verschil is heel interessant. Alleen al het feit dat je hier meerdere gebouwen hebt. De brugklashal vind ik super; hartstikke fijn om hier te zitten. Er hangt een bijzonder prettige, knusse sfeer. Onder collega’s, maar ook onder de brugklassers. Zij zitten hier écht met elkaar en in de pauze is het een gezellige speeltuin.

Ik geef Nederlands aan b1z, de masterclass. Superleuk. Het zijn leerlingen met een bijzondere kijk op leren. Ze hebben vaak een heel krachtige ‘motor’ die net iets anders werkt. Dan is het prettig om met klasgenoten te zijn die dat ook hebben. Ik wil mét hen ontdekken en leren, dus ik ben niet de docent die de informatie komt brengen. Het komt vaak voor dat mijn lessen totaal anders verlopen dan ik had gepland. Een leerling tipte mij bijvoorbeeld het boek ‘De poppenspeler’ en dat vond ik zó te gek dat ik het voor de hele klas heb besteld.  

Vroeger was ik zelf echt een stuiterbal op school: klom uit het raam of bouwde een feestje. Daardoor snap ik heel goed dat leerlingen soms weinig hebben met het ‘schoolse’ leren. En dat het enorm belangrijk is om te investeren in de relatie die je als docent met hen hebt. Ik wil graag leven in de brouwerij brengen en de leerlingen laten zien hoe mooi taal is. Taal is echt een gereedschap dat je verder kan brengen in het leven.  

Wat ik hoop dat leerlingen zeggen over mij? Ik wil graag dat ze de les Nederlands van Van der Kant een feestje vinden. Dat zou het allermooiste zijn.’ 


Alex Beks, toezichthouder en terreinknecht

‘Ik ben als schoonmaker begonnen hier op school en toen kwam er een vacature voor toezichthouder. Dat leek me wel iets voor mij. Dus ik solliciteerde en binnen een paar dagen kon ik al m’n handtekening zetten. Ik doe van alles. Prullenbakken legen, schoffelen, fietsen aan de ketting leggen als ze verkeerd staan. Want als je fiets buiten de stalling staat, ben je de pineut. Dan moet je tot kwart over vier wachten tot ik ‘m loshaal. Ik rijd ook op m’n tractorke rond en onderhoud de sportvelden. En ik kan de hele dag gaan en staan waar ik wil. Ik ben de koning te rijk hier op school. Ook al sta ik soms met m’n hand in de wc-pot als die verstopt is. 

Met alle leerlingen heb ik wel iets. Eigenlijk heb ik geen voorkeuren. Af en toe maak ik een dolletje met die kinderen, en de kans is groot dat ze jou dan ook een keer voor de gek houden. Dat hoort erbij. En als ik zie dat een leerling chagrijnig is of kortaf, dan maak ik een praatje. Je ziet wel of iemand niet lekker in z’n vel zit. Zelf ben ik nooit chagrijnig. Ik groet de hele dag iedereen en ik blijf altijd rustig. Gewoon de vriendelijke aanpak. Dat heb ik nog meer sinds ik vader ben; ik ben wel softer dan toen ik elf jaar geleden hier begon. 

Het is een mooi groepje collega’s hier. Echt een gezellig team. Ik voel me ook altijd gesteund: als er iets is, dan kan ik zo bij iedereen binnenlopen. Laatst zei een conciërge dat-ie me had gemist toen ik er een dagje niet was.  

Toen het zoveel gesneeuwd had, was het schoolplein op een gegeven moment sneeuwvrij en ben ik aan de parkeerplaats in de wijk begonnen. Er kwam een vrouw naar me toe om te bedanken. Ze gaf me een pot pindakaas voor de vogeltjes. Echt mooi.’ 


Lisanne Bronts en Teun Helsper, docenten lichamelijke opvoeding

 ‘Het emotioneert me gewoon enorm!’ Lachend haalt Lisanne een vuiltje uit haar oog als Teun vertelt over hun ambities: ‘Als leerlingen bij ons binnenkomen, zien ze meteen alle gymdocenten. Ze zien dat wij het gezellig hebben met elkaar en dat we het sámen doen. Bij gym willen we graag de leergroei van kinderen zien. Hoe komt een leerling binnen en waar staat-ie na een reeks van vijf lessen? Dan is het niet zo interessant wat een leerling daadwerkelijk kán, maar kijk je dus echt naar de groei. We laten ze ook veel van elkaar leren. Zo houd je het uitdagend voor iedereen én krijgen kinderen het vertrouwen. 

Toen ik op het Eckart kwam, was ik zo blij dat ik op één plek kon werken. Van tevoren had ik allemaal kleine baantjes. En als je dan ook nog in een warm nest terechtkomt, is dat helemaal geweldig. Bijna iedereen is zó toegankelijk.’  

Lisanne is het daar helemaal mee eens: ‘Als je als docent ergens moeite mee hebt, word je daar niet om veroordeeld. Je mag gewoon een keer een fout maken of even niet zo goed weten wat je met een bepaalde situatie aan moet. Dat geldt trouwens ook voor het contact tussen leerlingen en docenten. Er is altijd de mogelijkheid om een gesprek te voeren; het is niet zo dat ze hier continu tegen de regeltjes aanlopen. Ik vind ook dat leerlingen me bijna altijd prettig benaderen. Maar héél af en toe denk ik: dit was even niet zo fijn. 

Afgelopen schooljaar zijn we in havo 4 begonnen met BSM: bewegen, sport en maatschappij. Dat hebben wij met z’n tweeën opgezet. Er ontbrak echt iets in de keuzevakken voor de bovenbouw. Sport spreekt gewoon heel veel kinderen aan en BSM biedt wat ze bij andere vakken niet kunnen vinden. We gaan samen sporten, maar je leert ook organiseren en voor een groep staan. Daarnaast krijg je theorielessen over bijvoorbeeld bewegen en blessures. Zelfs als je niks wilt gaan doen met sport, heb je daar iets aan. Laatst hadden we een theorieles EHBO, dat was echt genieten. Leerlingen waren zo serieus en betrokken. Ze zorgden echt voor elkaar. Wel jammer dat dit nieuwe vak ons nakijkwerk oplevert, haha. Dat zijn we niet gewend.’ 


Marie-José Thijssen, docent v&m

‘Ken je de film Brammetje Baas? Da’s mijn visie op onderwijs. Brammetje gaat heel onbevangen naar school: hij wil álles weten en álles leren. In de film wordt dat de kop in gedrukt door meester Vis. Ons onderwijssysteem doet dat soms ook. We willen steeds meer grip en meetbaarheid, maar daarmee doen we leerlingen tekort. Ik sta voor een wat losser onderwijs waarin veel ruimte is voor nieuwsgierigheid, net als bij meester Mark in de film. Hij is de vervanger die ervoor zorgt dat Brammetje helemaal tot z’n recht komt.  

Aan het begin van het schooljaar vraag ik altijd: Wie vindt het leuk om iets creatiefs te doen; iets te frotten? Dan gaan er héél veel vingers de lucht in. Maar als we eenmaal bezig zijn, vinden ze het vaak niet goed genoeg. Ze kunnen niet trots zijn op wat ze hebben gemaakt. Leerlingen zeggen: ik kan dat niet, of: het is niet mooi. Terwijl mooi helemaal niet belangrijk is! Je wilt uitproberen wat je allemaal kunt om tot een beeld te komen. En met dat beeld wil je iets zéggen.  

Het is belangrijk dat we met onze tijd meegaan. Met textiel werken is geen kantklossen meer. V&M is behoorlijk digitaal, maar we geven leerlingen de ruimte om op alle mogelijke manieren te verbeelden. Om in vrijheid te kunnen prutsen en ontdekken. En te kunnen mislukken. Het is soms net alsof dingen niet meer mogen mislukken, terwijl dat juist zo belangrijk is. 

Ik vind het zo leuk als leerlingen in een tussenuur bij een andere klas komen zitten om lekker te werken. Dan schuift er iemand uit havo 5 aan bij een brugklas en zijn alle brugklassers onder de indruk. Of na school, dat gebeurt ook vaak. In mijn lokaal heb ik een tostiapparaat en een waterkoker. Dan drinken we thee en komen er boterhammen uit de tas om tosti’s van te maken. Het is een werkplek, maar er is ook totale ontspanning.’